Cellofaan is een dunne, transparante film gemaakt van cellulose.

Ontstaansgeschiedenis
Cellofaan is in 1908 uitgevonden door Jacques E. Brandenberger, een Zwitserse textielingenieur. Nadat er wijn werd gemorst op een tafelkleed kreeg hij het idee een kleurloze coating te ontwikkelen om textiel watervast te maken. Hij experimenteerde en kwam met een manier om vloeibare viscose met textiel te mengen, maar de gevormde combinatie bleek te stijf te zijn om te gebruiken. Hij zette zijn oorspronkelijke idee aan de kant, maar de voordelen van zijn creatie waren overduidelijk. De lage doorlatendheid van cellofaan voor lucht, vet en bacteriƫn maakt het zeer bruikbaar voor het verpakken van voedsel.

Verdere ontwikkeling
De Amerikaanse snoepfabriek Whitman’s begon in 1912 cellofaan te gebruiken voor het verpakken van het snoepje Whitman’s Sampler. In 1935 werd British Cellophane opgericht, die in 1937 een grote cellofaanfabriek opende in Columbus, Ohio.
Cellulosefilm wordt sinds de jaren ’30 continu geproduceerd en wordt nog steeds gebruikt. Behalve het verpakken van voedsel zijn er ook een aantal industriĆ«le toepassingen, zoals een basis voor bepaalde soorten plakband en een semipermeabel membraan in bepaalde batterijen. Cellofaan wordt informeel gebruikt als naam voor vele (plastic)films, zelfs voor films die niet van cellulose gemaakt zijn. Hierdoor bestaat er soms onduidelijkheid over wat cellofaan nu precies is. Het is een product dat nog steeds in volle ontwikkeling is, de hedendaagse versie die Colacel verwerkt heet “Natureflex”.